Ik sta hier aan de Kostverlorenvaart in Amsterdam en daar zie ik een inééngedoken man in een regenjas met een bootje in z'n handen treurig op de wallekant zitten.
Ja hoor, het is mijn oom: professor Berend Bot.
Er komt een draaiorgel langs. Vrolijk fluitend, ratelend en klepperend klinkt:
Tulpen uit Amsterdam.
Professor, professor, u zou toch naar Aalsmeer gaan?
Hij draait zich naar mij om.
Ik schaam mij rot.
Amsterdam viert het 400 jarig bestaan van de grachten: tulpen uit Amsterdam ...
maar die kwamen mooi wel uit Aalsmeer.
Hier kwamen de pramen uit Aalsmeer al eeuwen met paling, groente, fruit en tulpen aan om het de Amsterdammers naar de zin te maken.
Kijk eens wat een rotzooi we er van gemaakt hebben.
Ik kijk met hem mee in het water, waarin een tapijt aan plastic troep drijft.
Dan flikkeren er langzaam van die droom-oogjes achter zijn bril.
Die Aalsmeerders hebben altijd wat gevonden om te overleven.
Zouden zij niet iets leuks of nuttigs van die troep kunnen maken?
Ze brachten altijd bloemen en planten waar we gelukkig van werden
kunnen ze nu niet iets leuks met die verpakkingstroep doen?
Dat ga ik ze voorstellen.
Kom op Wellant: VERZAMELEN.
Hij staat op en loopt de kade af, het zicht uit.